Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Rande“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

rand·je: Nomen
gran·de: Nomen
range: Nomen
ra·de: Nomen
ron·de: Nomen
ran·dom: Adjektiv und Adverb
ran·ken: Verb
ran·sel: Nomen
gaan·de: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: grande , randje , ronde , rade , range , gaande , ransel , ranken und random

rand·je <randje|s> [rɑncə] SUBST nt

(schmale(r)) Rand m

randje (van stof)

Borte f

met een gouden randje

op het randje (af)

hart an der Grenze

dat was op het randje

das ist gerade noch einmal gut gegangen

gran·de <grande|s> [ɡrɑ̃də] SUBST m

Grande m

range <range|s> [rentʃ] SUBST f

range (dingen)

Serie f

range (personen)

Gruppe f

een range artikelen

eine Produktserie

ra·de SUBST m

rade → raad

Siehe auch: raad

raad <raden> [rat] SUBST m

1. raad (uitweg):

raad

Rat m

hij weet overal raad op

er weiß immer Rat

geen raad weten met iets

mit etw nichts anzufangen wissen

ten einde raad zijn

sich Dat keinen Rat mehr wissen

2. raad (advies):

raad

Rat m

raad

iem met raad en daad bijstaan

jdm mit Rat und Tat zur Seite stehen

iem raad geven

iem raad geven

jdm einen Rat geben

iem om raad vragen

jdn um Rat fragen

een raad (op)volgen

einen Rat befolgen

een raad (op)volgen

einem Rat folgen

bij iem te rade gaan

jdn zurate ziehen

goede raad is duur Sprichw

guter Rat ist teuer

3. raad (adviserend college):

raad

Rat m

de raad van bestuur

der Verwaltungsrat

de raad van commissarissen

der Aufsichtsrat

hij is lid van de raad (in gemeenten)

er ist Mitglied des Gemeinderates

hij is lid van de raad (in steden)

er ist Mitglied des Stadtrates

met voorbedachten rade

ron·de <ronde|n, ronde|s> [rɔndə] SUBST f

1. ronde (rondgang):

Runde f

het gerucht doet de ronde

das Gerücht geht um

de postbode doet zijn ronde

der Postbote macht seine Runde

2. ronde (deel van een wedstrijd):

Runde f

Gang m

3. ronde (rondje):

Runde f

Lage f

de laatste ronde

die letzte Runde

4. ronde (omtrek):

Umkreis m

de ronde van Frankrijk

die Tour de France

twee ronden voor/achter liggen

zwei Runden in Führung/im Rückstand liegen

ran·dom [rɛndəm] ADJ

random access

wahlfreie(r) Zugriff m

ran·ken <rankte, h. gerankt> [rɑŋkə(n)] VERB intr

ran·sel <ransel|s> [rɑnsəl] SUBST m

1. ransel (vierkante rugtas):

Ranzen m

ransel gesch.

2. ransel (slaag):

Prügel Pl

een pak ransel

eine Tracht Prügel ugs

gaan·de [ɣandə] ADJ

1. gaande (in beweging):

in Gang

gaande houden

een gesprek gaande houden

ein Gespräch am Laufen halten

de motor weer gaande maken

den Motor wieder in Gang bringen

2. gaande (aan de hand):

los

wat is er gaande?

3. gaande (zich te voet bewegend):

de gaande en komende man

die, die kommen und die, die gehen

4. gaande (emoties):

rege

iems nieuwsgierigheid gaande maken

jds Neugierde wecken

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski