Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „buitenstaandster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

bui·ten·staan·der: Nomen
bui·tens·lands: Adverb
bui·ten·land·se: Nomen
bui·ten·lan·der: Nomen
bui·ten·lands: Adjektiv und Adverb
bui·ten·aards: Adjektiv und Adverb
bui·ten·dienst: Nomen
bui·ten·slui·ten: Verb
bui·ten·baan: Nomen
bui·ten·band: Nomen
bui·ten·land: Nomen
bui·ten·kant: Nomen
bui·ten·st: Adjektiv und Adverb
bui·ten·spel: Adverb
bui·tens·huis: Adverb
bui·ten·schools: Adjektiv und Adverb
bui·ten·bad: Nomen
bui·ten·man: Nomen
bui·ten·dien: Adverb

Meintest du vielleicht: buitenstaander , buitenlander , buitenlandse , buitenslands , buitenaards , buitenlands , buitenkant , buitenland , buitenband , buitenbaan , buitensluiten , buitendienst , buitendien , buitenman , buitenbad , buitenschools , buitenshuis , buitenspel und buitenst

bui·ten·staan·der <buitenstaander|s> [bœytə(n)standər] SUBST m en f

buitenstaander

Außenstehende(r) f(m)

buitenstaander (leek)

Nichtfachmann m

bui·tens·lands [bœytə(n)slɑn(t)s] ADV

buitenslands

buitenslands

hij is buitenslands

er befindet sich außer Landes

bui·ten·land·se SUBST f

buitenlandse weibliche Form von buitenlander

Siehe auch: buitenlander

bui·ten·lan·der <buitenlander|s> [bœytə(n)lɑndər] SUBST m

buitenlander

bui·ten·lan·der <buitenlander|s> [bœytə(n)lɑndər] SUBST m

buitenlander

bui·ten·lands [bœytə(n)lɑnts] ADJ

1. buitenlands:

buitenlands (uit het buitenland)

buitenlands (uit het buitenland)

Auslands-

buitenlands (met enige nadruk op het vreemde)

buitenlandse arbeiders

Fremdarbeiter m

2. buitenlands (het buitenland betreffend):

buitenlands

buitenlands

buitenlands

Auslands-

de buitenlandse pers

die Auslandspresse

de buitenlandse politiek

die Außenpolitik

de buitenlandse politiek

die auswärtige Politik

de minister van Buitenlandse Zaken

der Außenminister

de minister van Buitenlandse Zaken

der Minister des Äußeren

het ministerie van Buitenlandse Zaken

das Auswärtige Amt

bui·ten·aards [bœytə(n)arts] ADJ

buitenaards

bui·ten·dienst <buitendienst|en> [bœytə(n)dinst] SUBST m

buitendienst

bui·ten·slui·ten <sloot buiten, h. buitengesloten> [bœytə(n)slœytə(n)] VERB trans

1. buitensluiten (niet binnenlaten):

buitensluiten

buitensluiten

het zonlicht buitensluiten

das Sonnenlicht fernhalten

2. buitensluiten (niet laten meedoen; onmogelijk maken):

buitensluiten

bui·ten·baan <buiten|banen> [bœytə(n)ban] SUBST f

buitenbaan (niet binnenin)

buitenbaan (openlucht)

buitenbaan (openlucht)

bui·ten·band <buitenband|en> [bœytə(n)bɑnt] SUBST m

Mantel m

bui·ten·land [bœytə(n)lɑnt] SUBST nt geen Pl

1. buitenland (buiten de staatsgrenzen):

Ausland nt

de handel met het buitenland

der Außenhandel

van [o. uit ] het buitenland terugkeren

aus dem Ausland zurückkehren

2. buitenland (buitendijks):

Deichvorland nt

bui·ten·kant <buitenkant|en> [bœytə(n)kɑnt] SUBST m

1. buitenkant (buitenzijde):

op de buitenkant afgaan

nach dem Äußeren urteilen

2. buitenkant (de buitenwijken):

Außenviertel Pl

aan de buitenkant van de stad wonen

am Rande der Stadt wohnen

bui·ten·st [bœytənst] ADJ

buitenst (twee)

äußere(r, s)

buitenst (meer dan twee)

äußerste(r, s)

bui·ten·spel [bœytə(n)spɛl] ADV geen Pl

buitenspel staan

im Abseits stehen

bui·tens·huis [bœytənshœys] ADV

buitenshuis

buitenshuis

buitenshuis eten

auswärts essen

bezigheden buitenshuis hebbende

außer Haus tätig [o. beschäftigt]

bui·ten·schools [bœytə(n)sxols] ADJ

buitenschools

außerschulisch

bui·ten·bad <buitenbad|en> [bœytə(n)bɑt] SUBST nt

Freibad nt

bui·ten·man <buiten|lieden, buiten|lui> [bœytəmɑn] SUBST m

burgers en buitenlui

Städter und Landbewohner

bui·ten·dien [bœytə(n)din] ADV

darüber hinaus

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski