Niederländisch » Deutsch

drijf·ijs [drɛifɛis] SUBST nt geen Pl

drijf·nat [drɛifnɑt] ADJ

aan·drijf·as <aandrijfas|sen> [andrɛifɑs] SUBST f

drijf·mest [drɛɪfmɛst] SUBST m geen Pl

drijf·net <drijfnet|ten> [drɛifnɛt] SUBST nt

drij·ver <drijver|s> [drɛivər] SUBST m

1. drijver (iem die iets drijft):

2. drijver (voorwerp dat drijft):

dries <dries|en> [dris] SUBST m (akker)

drift <drift|en> [drɪft] SUBST f

1. drift (opwelling van woede):

Wut f

3. drift psych.:

Trieb m
Drang m

6. drift scheepv. (afwijking van de koers):

drie·tal <drietal|len> [dritɑl] SUBST nt

1. drietal (aantal van drie):

Drei f

2. drietal (lijst van drie namen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski