Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „fünfte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

func·tie: Nomen
fun·da·tie: Nomen
af·gif·te: Nomen
fu·nest: Adjektiv und Adverb
fun·gus: Nomen
fund: Nomen
fut: Nomen
fuif: Nomen
fu·rie: Nomen
fu·sie: Nomen
fuut: Nomen
fu·ro·re: Nomen
fte: Nomen
fun·de·ren: Verb
fun·ge·ren: Verb

Meintest du vielleicht: functie , fundatie , afgifte , fungeren , funderen , fte , furore , fuut , fusie , furie , fuif , fut , fund , fungus und funest

func·tie <functie|s> [fʏŋksi] SUBST f

1. functie:

functie (taak)

Funktion f

functie (ambt)

Amt nt

functie (werk)

Tätigkeit f

een functie bekleden/neerleggen

ein Amt bekleiden/niederlegen

in functie blijven

im Amt bleiben

een vrouw met een leidinggevende functie

eine Frau in leitender Funktion

de functie van secretaris

die Funktion eines Sekretärs

2. functie (werking, activiteit):

functie

Funktion f

functie

Wirkung f

buiten functie

außer Dienst

in functie zijn

amtieren

in functie treden

ein Amt antreten

in functie treden (van zaken, lichamen)

in Funktion treten

het verzet tegen een ambtenaar in functie

der Widerstand gegen die Staatsgewalt

een belediging van een ambtenaar in functie

eine Amtsbeleidigung

3. functie:

functie taalk., wisk.

Funktion f

fun·da·tie <fundatie|s> [fʏnda(t)si] SUBST f

fundatie

Stiftung f

fundatie (kerkelijk)

Fundation f

af·gif·te [ɑfxɪftə] SUBST f geen Pl

afgifte

Abgabe f

afgifte (documenten)

Ausstellung f

afgifte (goederen)

Auslieferung f

afgifte (bij postkantoor of station)

Aufgabe f

afgifte van bagage

die Gepäckausgabe

een bewijs van afgifte

die Auslieferungsbescheinigung

de datum van afgifte

das Ausstellungsdatum

tegen afgifte van het reçu

gegen Abgabe der Empfangsbestätigung

fu·nest <funeste, funester, meest funest> [fynɛst] ADJ

funest

fatal

funeste gevolgen

fatale Folgen

een funeste invloed

ein verderblicher Einfluss

fun·gus <fungi> [fʏŋɣʏs] SUBST m

fungus

Fungus m

fund <fund|s> [fʏnt] SUBST nt

fund

Fonds m

fut [fʏt] SUBST f geen Pl

1. fut (energie, kracht):

fut

Tatkraft f

fut

Energie f

er zit geen fut meer in

da ist die Luft raus ugs

geen fut hebben om iets te doen

keinen Schwung haben, etw zu tun

2. fut (pittigheid):

fut

Schneid m

fut

Schwung m

er zit geen fut in die jongen

der Junge hat keinen Mumm in den Knochen

fuif <fuiven> [fœyf] SUBST f

fuif

Party f

fuif

Fete f ugs

naar een fuif gaan

auf eine Party gehen

fu·rie <furie|s, fu|riën> [fyri] SUBST f

1. furie (razernij):

furie

Raserei f

furie

Tobsucht f

2. furie (wraakgodin):

furie

Furie f

3. furie (feeks, helleveeg):

furie

Furie f

fu·sie <fusie|s> [fyzi] SUBST f

1. fusie (het samengaan van bedrijven):

fusie

Fusion f

fusie

Zusammenschluss m

een fusie aangaan

fusionieren

een fusie van gemeenten

ein Zusammenschluss von Gemeinden

2. fusie (smelting, gieting):

fusie

Fusion f

fusie

Verschmelzung f

3. fusie nat.:

fusie

Fusion f

fuut <futen> [fyt] SUBST m dierk.

fuut

Haubentaucher m

fu·ro·re [fyrorə] SUBST f geen Pl

furore maken

Furore machen

fte <fte|'s> [ɛftee] SUBST f

fte

(volle) Planstelle f

fun·de·ren <fundeerde, h. gefundeerd> [fʏnderə(n)] VERB trans

1. funderen (van) grondvesten (voorzien):

funderen

fundamentieren

2. funderen übtr:

funderen

begründen

funderen

untermauern

funderen

fundamentieren form

funderen

fundieren form

gefundeerde kritiek

fundierte Kritik

deze bewering is nergens op gefundeerd

diese Behauptung entbehrt jeder Grundlage

een standpunt theoretisch funderen

einen Standpunkt theoretisch untermauern

fun·ge·ren <fungeerde, h. gefungeerd> [fʏŋɣerə(n)] VERB intr

1. fungeren (de dienst verrichten van):

fungeren

fungieren

hij fungeert voorlopig als voorzitter

er fungiert vorübergehend als Vorsitzender

2. fungeren (in functie zijn):

fungeren

amtieren

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Übersetzungen für „fünfte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

func·tie <functie|s> [fʏŋksi] SUBST f

1. functie:

2. functie (werking, activiteit):

3. functie:

fun·da·tie <fundatie|s> [fʏnda(t)si] SUBST f

af·gif·te [ɑfxɪftə] SUBST f geen Pl

fu·nest <funeste, funester, meest funest> [fynɛst] ADJ

fun·gus <fungi> [fʏŋɣʏs] SUBST m

fund <fund|s> [fʏnt] SUBST nt

fut [fʏt] SUBST f geen Pl

1. fut (energie, kracht):

2. fut (pittigheid):

fuif <fuiven> [fœyf] SUBST f

fu·rie <furie|s, fu|riën> [fyri] SUBST f

1. furie (razernij):

2. furie (wraakgodin):

3. furie (feeks, helleveeg):

fu·sie <fusie|s> [fyzi] SUBST f

1. fusie (het samengaan van bedrijven):

2. fusie (smelting, gieting):

3. fusie nat.:

fuut <futen> [fyt] SUBST m dierk.

fu·ro·re [fyrorə] SUBST f geen Pl

fte <fte|'s> [ɛftee] SUBST f

fun·de·ren <fundeerde, h. gefundeerd> [fʏnderə(n)] VERB trans

1. funderen (van) grondvesten (voorzien):

2. funderen übtr:

fun·ge·ren <fungeerde, h. gefungeerd> [fʏŋɣerə(n)] VERB intr

1. fungeren (de dienst verrichten van):

2. fungeren (in functie zijn):

Wörterbuch durchsuchen

Links zu weiteren Informationen

Feedback

Vokabeltrainer

Synonyms

Mein Suchverlauf