Niederländisch » Deutsch

Niederländisch)

ge·bak·ken VERB

gebakken volt. deelw. van bakken¹, bakken²

Siehe auch: bakken , bakken

bak·ken² <bakte, h./i. gebakken> [bɑkə(n)] VERB intr

1. bakken (deegwaar bereiden):

bakken

backen

2. bakken (zich vastzetten):

bakken

sich festsetzen

bakken

ansetzen

bakken

sich ansetzen

het eten is aan de pan gebakken

das Essen hat sich im Topf angesetzt

potten bakken

töpfern

bak·ken¹ <bakte, h. gebakken> [bɑkə(n)] VERB trans

Beispielsätze für gebakken

gebakken forel

Forelle (auf [o. nach)] Müllerinart

gebakken eieren

Spiegeleier Pl

gebakken lever

gebratene Leber f

met gist gebakken brood

Hefebrot nt

met gist gebakken gebak

Hefegebäck nt

gebakken lucht (verkopen)

heiße Luft (verkaufen)

gekookte/gebakken aardappels

Salzkartoffeln/Bratkartoffeln

het eten is aan de pan gebakken

das Essen hat sich im Topf angesetzt

daar zaten we met de gebakken peren übtr

da hatten wir die Bescherung

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Übersetzungen für „gebakken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ge·bak·ken VERB

gebakken volt. deelw. van bakken¹, bakken²

Siehe auch: bakken , bakken

bak·ken2 <bakte, h./i. gebakken> [bɑkə(n)] VERB intr

1. bakken (deegwaar bereiden):

2. bakken (zich vastzetten):

bak·ken1 <bakte, h. gebakken> [bɑkə(n)] VERB trans

1. bakken (deeg, beslag):

2. bakken:

3. bakken (klei):

Beispielsätze für gebakken

Wörterbuch durchsuchen

Links zu weiteren Informationen

Feedback

Vokabeltrainer

Synonyms

Mein Suchverlauf

bak·ken² <bakte, h./i. gebakken> [bɑkə(n)] VERB intr

bak·ken¹ <bakte, h. gebakken> [bɑkə(n)] VERB trans