Niederländisch » Deutsch

krijgs·heer <krijgs|heren> [krɛɪxsher] SUBST m

krijgs·to·neel <krijgsto|nelen> [krɛixstonel] SUBST nt

klaag·ster <klaagster|s> [klaxstər] SUBST f

klaagster weibliche Form von klager

Siehe auch: klager

kla·ger <klager|s> [klaɣər] SUBST m

1. klager (iem die klaagt):

Klagende(r) m

2. klager jur.:

krijgs·tocht <krijgstocht|en> [krɛixstɔxt] SUBST m

spook·rijd·ster SUBST f

spookrijdster weibliche Form von spookrijder

Siehe auch: spookrijder

spook·rij·der <spookrijder|s> [spokrɛidər] SUBST m

krijgs·bijl <krijgsbijl|en> [krɛɪxsbɛɪl] SUBST f

krijgs·raad <krijgs|raden> [krɛixsrat] SUBST m

1. krijgsraad (militaire rechtbank):

2. krijgsraad (vergadering van officieren):

krij·ger·tje [krɛiɣərcə] SUBST nt geen Pl (kinderspel)

krijgs·ge·woel [krɛixsxəwul] SUBST nt geen Pl

krijgs·haf·tig <krijgshaftige, krijgshaftiger, krijgshaftigst> [krɛixshɑftəx] ADJ

1. krijgshaftig (dapper):

2. krijgshaftig (oorlogszuchtig):

vrij·wil·lig·ster <vrijwilligster|s> [vrɛɪwɪləxstər] SUBST f

vrijwilligster weibliche Form von vrijwilliger

Siehe auch: vrijwilliger

Krijgs·hof <Krijgs|hoven> [krɛixshɔf] SUBST nt belg

gang·ster [ɡɛŋstər]

gangster [[o. ɣɑŋstər]] gangster|s SUBST m:


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski