Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „reifere“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

rei·ger: Nomen
re·fer·te: Nomen
rei·ken: Verb
rei·zen: Verb
rei·zend: Adjektiv und Adverb
re·ge·ren: Verb
re·der: Nomen
red·der: Nomen
ref·ter: Nomen
ren·ner: Nomen
re·vers: Nomen
re·ser·ve: Nomen

Meintest du vielleicht: referte , reiger , reserve , revers , renner , refter , redder , reder , regeren , reizend , reizen und reiken

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] SUBST m

Reiher m

de blauwe reiger

der Fischreiher

de blauwe reiger

re·fer·te <referte|s> [rəfɛrtə] SUBST f

referte (verwijzing)

Bezug m

referte (verwijzing)

referte (in brieven)

Zeichen nt

onder/met referte aan uw schrijven form

unter/mit Bezug auf Ihr Schreiben

rei·ken¹ <reikte, h. gereikt> [rɛikə(n)] VERB trans

elkaar de hand reiken ook übtr (verzoenen)

sich Dat die Hand reichen

rei·zen <reisde, h./i. gereisd> [rɛizə(n)] VERB intr

op en neer reizen

per spoor reizen

mit der Bahn fahren

voor zaken reizen

geschäftlich reisen

te voet reizen

eerste klas reizen

erster Klasse reisen

rei·zend [rɛizənt] ADJ

1. reizend:

reizend (op reis zijnde)

reizend (met een vaar-, voertuig ook)

2. reizend (van plaats tot plaats gaand):

Wander-

het reizend circus

der Wanderzirkus

een reizende tentoonstelling

eine Wanderausstellung

het reizend toneelgezelschap

die Wanderbühne

re·ge·ren¹ <regeerde, h. geregeerd> [rəɣerə(n)] VERB trans

welke voorzetsels regeren de vierde naamval? taalk.

welche Präpositionen regieren den vierten Fall?

re·der <reder|s> [redər] SUBST m

Reeder m

red·der <redder|s> [rɛdər] SUBST m

Retter m

een redder in [o. uit ] de nood

ein Retter in der Not

ref·ter <refter|s> [rɛftər] SUBST m

Rem(p)ter m

ren·ner <renner|s> [rɛnər] SUBST m

re·vers <revers> [rəvɛːr] SUBST m

1. revers (keerzijde):

Revers m

2. revers (kledingstukken):

Revers nt

re·ser·ve <reserve|s> [rəzɛrvə] SUBST f

1. reserve:

reserve (noodvoorraad)

Reserve f

reserve (geld)

een reserve aanleggen

Reserven anlegen

zijn reserves aanspreken

seine Reserven antasten

fysieke/geestelijke reserves

körperliche/psychische Reserven Pl

iets in reserve hebben übtr

etw in der Hinterhand haben

2. reserve (plaatsvervanger):

Ersatz m

reserve SPORT

Ersatzspieler m

reserve SPORT

Reservespieler m

eerste reserve

erste(r) Ersatzmann m

3. reserve (groep personen die gereed gehouden worden):

Reserve f

Ersatz m

de reserve oproepen

die Reserve einberufen

4. reserve:

reserve (terughoudendheid)

Reserve f kein Pl

reserve (terughoudendheid)

Zurückhaltung f

reserve (voorbehoud)

zonder enige reserve

zonder enige reserve

onder reserve

unter Vorbehalt

5. reserve (kapitaal):

Reserve f meist Pl

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski