Übersetzungen für „schraal“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

2. schraal:

schraal (krap, karig)

karg

schraal (krap, karig)

mager

schraal (krap, karig)

kärglich

schraal (ondermaats)

dürftig

een schraal genoegen

ein dürftiges Vergnügen

de schrale opkomst van de leden

die magere Beteiligung der Mitglieder

de winter is een schrale tijd

der Winter ist eine magere Zeit

een schrale troost

ein schwacher Trost

3. schraal (grond):

schraal

karg

schraal

mager

schraal

dürr

4. schraal (weer, huid):

schraal

rau

schrale handen/lippen

raue Hände/Lippen

5. schraal ((relatief) te veel zand bevattend):

schraal

sandig

6. schraal (gierig):

schraal

karg

schraal

geizig

schraal ugs

filzig

iem schraal belonen

jdn karg entlohnen

schraal meten

knapp bemessen