Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „simpelweg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

sim·pel·heid: Nomen
sim·pel: Adjektiv und Adverb
rim·pe·len: Verb
pim·pe·len: Verb
rim·pe·lig: Adjektiv und Adverb
snel·weg: Nomen
wan·del·weg: Nomen
pim·pe·laar: Nomen

Meintest du vielleicht: simpelheid , snelweg , rimpelig , pimpelen , rimpelen , simpel , pimpelaar und wandelweg

sim·pel·heid [sɪmpəlhɛɪt] SUBST f geen Pl

1. simpelheid:

simpelheid (eenvoud)

simpelheid (soberheid)

2. simpelheid (onnozelheid):

Einfältigkeit f

Einfalt f form

sim·pel <simpele, simpeler, simpelst> [sɪmpəl] ADJ

1. simpel (weinig ingewikkeld):

een simpel geloof

ein simpler Glaube

zo simpel ligt dat!

so einfach ist es!

2. simpel (niet meer dan):

ik heb hem simpel gezegd, dat hij gaan kon

ich habe ihm einfach [o. schlichtweg] gesagt, er könne gehen

hij is maar een simpel soldaat

er ist nur ein einfacher Soldat

3. simpel:

simpel (dom(mig))

simpel (dom(mig))

simpel (positief)

een simpele ziel

ein simples Gemüt

rim·pe·len¹ <rimpelde, h. gerimpeld> [rɪmpələ(n)] VERB trans

1. rimpelen:

rimpelen (rimpels veroorzaken)

rimpelen (rimpels veroorzaken)

in Falten legen

rimpelen (voorhoofd)

2. rimpelen (doen golven):

de wind rimpelt het meer

der Wind kräuselt das Wasser auf dem See

3. rimpelen:

rimpelen (plooien maken in)

rimpelen (textiel)

rimpelen (textiel)

een rok rimpelen

einen Rock ankrausen

pim·pe·len <pimpelde, h. gepimpeld> [pɪmpələ(n)] VERB intr

rim·pe·lig <rimpelige, rimpeliger, rimpeligst> [rɪmpələx] ADJ

rimpelig (huid, textiel)

rimpelig (huid, vruchten)

rimpelig (water)

een rimpelige appel

ein runzliger Apfel

een rimpelige appel ugs

ein schrumpliger Apfel

een rimpelig oudje (vrouw)

eine verrunzelte Alte

een rimpelig oudje (man)

ein verrunzelter Greis

snel·weg <snelweg|en> [snɛlwɛx] SUBST m

Schnellstraße f

de digitale [o. elektronische ] snelweg

die Datenautobahn

wan·del·weg <wandelweg|en> [wɑndəlwɛx] SUBST m

wandelweg (voor trektochten)

pim·pe·laar <pimpelaar|s> [pɪmpəlar] SUBST m

Pichler m

Zecher m scherzh

Zechbruder m a. abw

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski