Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „strammer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

stra·mien: Nomen
Am·ster·dam·mer: Nomen
straf·werk: Nomen
ge·jam·mer: Nomen
straf·fen: Verb
strak·jes: Adverb
stran·den: Verb
straat·deur: Nomen
straat·arm: Adjektiv und Adverb
straat·weg: Nomen
straf·baar: Adjektiv und Adverb
strap·less: Adjektiv und Adverb
door·dram·mer: Nomen

Meintest du vielleicht: stramien , strafwerk , Amsterdammer , stranden , strakjes , straffen , gejammer , straatdeur , strapless , strafbaar , straatweg , straatarm und doordrammer

stra·mien [stramin] SUBST nt geen Pl

1. stramien (patroon):

stramien übtr

Muster nt

stramien abw

Schablone f

stramien ook abw

Schema nt

volgens een vast stramien

nach einem festen Schema

volgens een vast stramien abw

nach Schema F

2. stramien (weefsel):

stramien

Stramin m

stramien

Gitterleinen nt

Am·ster·dam·mer <Amsterdammer|s> [ɑmstərdɑmər] SUBST m

Amsterdammer

Amsterdamer m

straf·werk [strɑfwɛrk] SUBST nt geen Pl

strafwerk

Strafarbeit f

ge·jam·mer [ɣəjɑmər] SUBST nt geen Pl

gejammer

Jammern nt

gejammer

Gejammer nt

straf·fen <strafte, h. gestraft> [strɑfə(n)] VERB trans

straffen

strafen

straffen

bestrafen

met een boete straffen

mit einer Geldbuße bestrafen

iem voor elke kleinigheid straffen

jdn wegen jeder Kleinigkeit strafen

strak·jes [strɑkjəs] ADV

stran·den <strandde, i. gestrand> [strɑndə(n)] VERB intr

1. stranden (aanspoelen):

stranden

angespült werden

de gestrande goederen

das Strandgut

2. stranden (mislukken):

stranden

scheitern

stranden

stranden form

een gestrand huwelijk

eine gescheiterte Ehe

stranden op

scheitern an +Dat

3. stranden (de reis niet kunnen voortzetten):

stranden

stranden

4. stranden (schip):

stranden

stranden

stranden

auf Strand laufen

straat·deur <straatdeur|en> [stradør] SUBST f

straatdeur

Außentür f

straatdeur

Haustür f

straat·arm [stratɑrm] ADJ

straatarm

bettelarm

straatarm

total verarmt

straat·weg <straatweg|en> [stratwɛx] SUBST m

straatweg

Straße f

straatweg (geplaveid)

Pflasterstraße f

straf·baar [strɑvbar] ADJ

1. strafbaar (personen):

strafbaar

strafbar

strafbaar zijn

sich strafbar machen

2. strafbaar (handelingen):

strafbaar

strafbar

een strafbaar feit

eine Straftat

zich aan een strafbaar feit schuldig maken

sich strafbar machen

zich aan een strafbaar feit schuldig maken

straffällig werden

dat is strafbaar

das ist strafbar

iets strafbaar stellen

etw unter Strafe stellen

strap·less [strɛpləs] ADJ

strapless

trägerlos

door·dram·mer <doordrammer|s> [dordrɑmər] SUBST m

1. doordrammer ugs (zeurkous):

doordrammer

Quengler m

2. doordrammer (doordrijver):

doordrammer

≈ Rechthaber m

hij is een doordrammer

er versucht immer, seinen Willen durchzusetzen

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Übersetzungen für „strammer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

stra·mien [stramin] SUBST nt geen Pl

1. stramien (patroon):

2. stramien (weefsel):

Am·ster·dam·mer <Amsterdammer|s> [ɑmstərdɑmər] SUBST m

straf·werk [strɑfwɛrk] SUBST nt geen Pl

ge·jam·mer [ɣəjɑmər] SUBST nt geen Pl

straf·fen <strafte, h. gestraft> [strɑfə(n)] VERB trans

strak·jes [strɑkjəs] ADV

1. strakjes (binnenkort):

2. strakjes (zo-even):

3. strakjes (tamelijk strak):

stran·den <strandde, i. gestrand> [strɑndə(n)] VERB intr

1. stranden (aanspoelen):

2. stranden (mislukken):

3. stranden (de reis niet kunnen voortzetten):

4. stranden (schip):

straat·deur <straatdeur|en> [stradør] SUBST f

straat·arm [stratɑrm] ADJ

straat·weg <straatweg|en> [stratwɛx] SUBST m

straf·baar [strɑvbar] ADJ

1. strafbaar (personen):

2. strafbaar (handelingen):

strap·less [strɛpləs] ADJ

door·dram·mer <doordrammer|s> [dordrɑmər] SUBST m

1. doordrammer ugs (zeurkous):

2. doordrammer (doordrijver):

Wörterbuch durchsuchen

Links zu weiteren Informationen

Feedback

Vokabeltrainer

Synonyms

Mein Suchverlauf