Niederländisch » Deutsch

trans·port <transport|en> [trɑnspɔrt] SUBST nt

2. transport (keer dat vervoer plaats heeft):

3. transport (boekhouden):

4. transport jur.:

6. transport (kosten van vervoer):

team·work [timwʏːrk] SUBST nt geen Pl

zwem·sport [zwɛmspɔrt] SUBST f geen Pl

ren·sport [rɛnspɔrt] SUBST f geen Pl

top·sport [tɔpspɔrt] SUBST f geen Pl

baan·sport <baansport|en> [banspɔrt] SUBST f (wielersport)

berg·sport [bɛrxspɔrt] SUBST f geen Pl

zaal·sport <zaalsport|en> [zalspɔrt] SUBST f

zeil·sport [zɛilspɔrt] SUBST f geen Pl

team·werk SUBST nt

teamwerk → teamwork

Siehe auch: teamwork

team·work [timwʏːrk] SUBST nt geen Pl

team·geest [timɣest] SUBST m geen Pl

rij·sport [rɛispɔrt] SUBST f geen Pl

roei·sport [rujspɔrt] SUBST f geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski