Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „uitwijken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

uit·wij·ken <week uit, i. uitgeweken> [œytwɛikə(n)] VERB intr

1. uitwijken (uit de weg gaan):

uitwijken
uitwijken voor een auto

2. uitwijken belg (emigreren):

uitwijken
uitwijken

3. uitwijken (in ballingschap gaan):

uitwijken
uitwijken

4. uitwijken:

uitwijken (uit elkaar wijken)
uitwijken (schuin staan)

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski