Niederländisch » Deutsch

vol·leerd [vɔlert] ADJ

vol·le·ren <volleerde, h. gevolleerd> [vɔlerə(n)] VERB intr

vol·lo·pen <liep vol, i. volgelopen> [vɔlopə(n)] VERB intr

vol·le·dig·heid [vɔledəxhɛit] SUBST f geen Pl

vijf·ti·ger <vijftiger|s> [fɛiftəɣər] SUBST m

vol·le·dig <volledige, vollediger, volledigst> [vɔledəx] ADJ

2. volledig (alle beschikbare tijd, ruimte vullend):

voll-

3. volledig (volkomen):

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUBST m

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] SUBST m

stof·zui·ger <stofzuiger|s> [stɔfsœyɣər] SUBST m

ver·de·di·ger <verdediger|s> [vərdedəɣər] SUBST m

3. verdediger (sport):

over·wel·di·ger <overweldiger|s> [ovərwɛldəɣər] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski