Niederländisch » Deutsch

ver·voer·mid·del <vervoermiddel|en> [vərvurmɪdəl] SUBST nt

le·vens·mid·de·len [levənsmɪdələ(n)] SUBST Pl

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] SUBST m

be·mid·de·len1 <bemiddelde, h. bemiddeld> [bəmɪdələ(n)] VERB trans (conflict)

geld·mid·de·len [ɣɛltmɪdələ(n)] SUBST Pl

1. geldmiddelen (inkomsten):

2. geldmiddelen (toestand van de geldzaken):

to·ver·mid·del <tovermiddel|en> [tovərmɪdəl] SUBST nt

ver·vor·men1 <vervormde, i. vervormd> [vərvɔrmə(n)] VERB intr

2. vervormen (afwijkend klinken):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski