Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Genossin“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

be·bos·sing: Nomen
ge·noe·gen: Nomen
des·sin: Nomen
ge·no·men: Adjektiv und Adverb
ge·no·ten: Verb
ver·los·sing: Nomen
af·los·sing: Nomen
op·los·sing: Nomen
ge·no·ty·pe: Nomen
ge·noeg·lijk: Adjektiv und Adverb
mo·cas·sin: Nomen
uit·dos·sing: Nomen
her·be·bos·sing: Nomen
bas·sin: Nomen
Rus·sin: Nomen
ge·noeg: Adverb
ge·noot: Verb
ge·not: Nomen
tang·ver·los·sing: Nomen

Meintest du vielleicht: bebossing , genoten , genomen , dessin , genoegen , verlossing , oplossing , aflossing , tangverlossing , genot , genoot , genoeg , Russin , bassin , herbebossing , uitdossing , mocassin , genoeglijk und genotype

be·bos·sing <bebossing|en> [bəbɔsɪŋ] SUBST f

bebossing

Bewaldung f

ge·noe·gen <genoegen|s> [ɣənuɣə(n)] SUBST nt

1. genoegen (voldoening):

genoegen

Zufriedenheit f

genoegen nemen met iets (met instemming)

mit etw Dat zufrieden sein

genoegen nemen met iets (min of meer gedwongen)

sich mit etw Dat begnügen

2. genoegen (plezier):

genoegen

Vergnügen nt meist Sg

genoegen

Freude f

iem een genoegen doen

jdm einen Gefallen tun

het doet mij genoegen

das freut mich

met wie heb ik het genoegen?

mit wem spreche ich bitte?

de genoegens van het leven

die Freuden des Lebens

met genoegen

mit Vergnügen

genoegen in iets scheppen

Gefallen an etw Dat finden

het was mij een waar genoegen

es war mir ein großes Vergnügen

des·sin <dessin|s> [dɛsɛ̃] SUBST nt

dessin

Dessin nt

dessin

Muster nt

ge·no·men¹ [ɣənomə(n)] ADJ

hij voelde zich genomen

er fühlte sich betrogen

ge·no·ten VERB

1. genoten 3. Pers Pl Imperf van genieten¹, genieten²

2. genoten volt. deelw. van genieten¹, genieten²

Siehe auch: genieten , genieten

ge·nie·ten² <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB intr (plezier beleven)

genieten

genießen

van de natuur genieten form

sich an der Natur erfreuen

genieten van muziek/van het uitzicht

Musik/die Aussicht genießen

ik heb (ervan) genoten

ich habe es genossen

ge·nie·ten¹ <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB trans

genieten (tot gebruik, voordeel ontvangen)

genießen

genieten (consumeren)

zu sich nehmen

genieten (financieel, bijv. salaris)

beziehen

iems vertrouwen genieten

jds Vertrauen genießen

hij genoot grote faam als acteur

er hatte sich als Schauspieler einen großen Namen gemacht

een hoog inkomen genieten

ein hohes Einkommen genießen

een maaltijd genieten

eine Mahlzeit zu sich nehmen

een goede opleiding genoten hebben

eine gute Ausbildung genossen haben

een grote populariteit genieten

sich großer Beliebtheit erfreuen

hij is vandaag niet te genieten

er ist heute ungenießbar ugs

ver·los·sing <verlossing|en> [vərlɔsɪŋ] SUBST f

af·los·sing <aflossing|en> [ɑflɔsɪŋ] SUBST f

1. aflossing (het vervangen):

aflossing

Ablösung f

de aflossing van de hypotheek

die Tilgung der Hypothek

de aflossing van een ploeg (bij ploegendienst ook)

der Schichtwechsel

2. aflossing (het terugbetalen):

aflossing

Tilgung f

een maandelijkse aflossing

eine monatliche Tilgungsrate

op·los·sing <oplossing|en> [ɔplɔsɪŋ] SUBST f

1. oplossing:

oplossing scheik., nat.

Lösung f

2. oplossing (antwoord):

oplossing

Lösung f

oplossing

Auflösung f

3. oplossing (bijlegging):

oplossing

Lösung f

oplossing

Klärung f

oplossing

Bereinigung f

4. oplossing (beëindiging, uitweg):

oplossing

Lösung f

oplossing

Klärung f

ge·no·ty·pe <genotype|n> [ɣenotipə] SUBST nt biol.

genotype

Genotyp m

ge·noeg·lijk <genoeglijke, genoeglijker, genoeglijkst> [ɣənuxlək] ADJ

1. genoeglijk (plezierig):

genoeglijk

vergnüglich

genoeglijk

vergnügt

2. genoeglijk (gezellig):

genoeglijk

gemütlich

mo·cas·sin <mocassin|s> [mɔkɑsɛ̃] SUBST m

mocassin

Mokassin m

uit·dos·sing <uitdossing|en> [œydɔsɪŋ] SUBST f

uitdossing

Aufmachung f

uitdossing

Aufzug m abw

her·be·bos·sing [hɛrbəbɔsɪŋ] SUBST f geen Pl

herbebossing

Wiederaufforstung f

bas·sin <bassin|s> [bɑsɛ̃] SUBST nt

bassin

Becken nt

bassin

Bassin nt

Rus·sin <Russin|nen> [rʏsɪn] SUBST f

Russin weibliche Form von Rus

Siehe auch: Rus

Rus <Rus|sen> [rʏs] SUBST m

Rus

Russe m

ge·noeg¹ [ɣənux] ADV

ge·noot VERB

genoot 3. Pers Sg Imperf van genieten¹, genieten²

Siehe auch: genieten , genieten

ge·nie·ten² <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB intr (plezier beleven)

genieten

genießen

van de natuur genieten form

sich an der Natur erfreuen

genieten van muziek/van het uitzicht

Musik/die Aussicht genießen

ik heb (ervan) genoten

ich habe es genossen

ge·nie·ten¹ <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB trans

genieten (tot gebruik, voordeel ontvangen)

genießen

genieten (consumeren)

zu sich nehmen

genieten (financieel, bijv. salaris)

beziehen

iems vertrouwen genieten

jds Vertrauen genießen

hij genoot grote faam als acteur

er hatte sich als Schauspieler einen großen Namen gemacht

een hoog inkomen genieten

ein hohes Einkommen genießen

een maaltijd genieten

eine Mahlzeit zu sich nehmen

een goede opleiding genoten hebben

eine gute Ausbildung genossen haben

een grote populariteit genieten

sich großer Beliebtheit erfreuen

hij is vandaag niet te genieten

er ist heute ungenießbar ugs

ge·not [ɣənɔt] SUBST nt geen Pl

1. genot (het genieten):

genot

Genuss m

in het genot van een beurs komen

in den Genuss eines Stipendiums kommen

2. genot (genoegen):

genot

Genuss m

genot

Freude f

genot

Lust f meist Sg

onder het genot van een glas wijn

beim Genuss eines Glases Wein

een waar genot

eine wahre Lust

een zinnelijk genot (vooral erotisch)

ein Sinnesgenuss

tang·ver·los·sing <tangverlossing|en> [tɑŋvərlɔsɪŋ] SUBST f

tangverlossing

Zangengeburt f

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Übersetzungen für „Genossin“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·bos·sing <bebossing|en> [bəbɔsɪŋ] SUBST f

ge·noe·gen <genoegen|s> [ɣənuɣə(n)] SUBST nt

1. genoegen (voldoening):

2. genoegen (plezier):

des·sin <dessin|s> [dɛsɛ̃] SUBST nt

ge·no·men1 [ɣənomə(n)] ADJ

ge·no·ten VERB

1. genoten 3. Pers Pl Imperf van genieten¹, genieten²

2. genoten volt. deelw. van genieten¹, genieten²

Siehe auch: genieten , genieten

ge·nie·ten2 <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB intr (plezier beleven)

ge·nie·ten1 <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB trans

ver·los·sing <verlossing|en> [vərlɔsɪŋ] SUBST f

1. verlossing (bevrijding):

2. verlossing rel.:

3. verlossing (bevalling):

af·los·sing <aflossing|en> [ɑflɔsɪŋ] SUBST f

1. aflossing (het vervangen):

2. aflossing (het terugbetalen):

op·los·sing <oplossing|en> [ɔplɔsɪŋ] SUBST f

1. oplossing:

2. oplossing (antwoord):

3. oplossing (bijlegging):

4. oplossing (beëindiging, uitweg):

ge·no·ty·pe <genotype|n> [ɣenotipə] SUBST nt biol.

ge·noeg·lijk <genoeglijke, genoeglijker, genoeglijkst> [ɣənuxlək] ADJ

1. genoeglijk (plezierig):

2. genoeglijk (gezellig):

mo·cas·sin <mocassin|s> [mɔkɑsɛ̃] SUBST m

uit·dos·sing <uitdossing|en> [œydɔsɪŋ] SUBST f

her·be·bos·sing [hɛrbəbɔsɪŋ] SUBST f geen Pl

bas·sin <bassin|s> [bɑsɛ̃] SUBST nt

Rus·sin <Russin|nen> [rʏsɪn] SUBST f

Russin weibliche Form von Rus

Siehe auch: Rus

Rus <Rus|sen> [rʏs] SUBST m

ge·noeg1 [ɣənux] ADV

ge·noot VERB

genoot 3. Pers Sg Imperf van genieten¹, genieten²

Siehe auch: genieten , genieten

ge·nie·ten2 <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB intr (plezier beleven)

ge·nie·ten1 <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB trans

ge·not [ɣənɔt] SUBST nt geen Pl

1. genot (het genieten):

2. genot (genoegen):

tang·ver·los·sing <tangverlossing|en> [tɑŋvərlɔsɪŋ] SUBST f

Wörterbuch durchsuchen

Links zu weiteren Informationen

Feedback

Vokabeltrainer

Synonyms

Mein Suchverlauf

ge·no·men¹ [ɣənomə(n)] ADJ

ge·nie·ten² <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB intr (plezier beleven)

ge·nie·ten¹ <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB trans

ge·noeg¹ [ɣənux] ADV

ge·nie·ten² <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB intr (plezier beleven)

ge·nie·ten¹ <genoot, h. genoten> [ɣənitə(n)] VERB trans