Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „dieser“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

die·sel: Nomen
fiet·ser: Nomen
di·eet: Nomen
die·nen: Verb
dier: Nomen
di·ner: Nomen
di·es: Nomen
ei·ser: Nomen
vis·ser: Nomen
bis·ser: Nomen
dan·ser: Nomen
mis·ser: Nomen

Meintest du vielleicht: diesel , fietser , misser , danser , bisser , visser , eiser , dies , diner , dier , dienen und dieet

die·sel¹ <diesel|s> [dizəl] SUBST m (trein)

Dieseltriebwagen m

fiet·ser <fietser|s> [fitsər] SUBST m

Radler m

fietsers oversteken!

≈ Achtung Fahrradfahrer!

di·eet <diëten> [dijet] SUBST nt

Diät f

op dieet zijn

iem op dieet stellen

jdm eine Diät verordnen

die·nen¹ <diende, h. gediend> [dinə(n)] VERB trans

1. dienen (werken voor):

men kan geen twee heren dienen

niemand kann zwei Herren dienen

het vaderland dienen

dem Vaterland dienen

2. dienen (zich wijden aan):

de vrede dienen

dem Frieden dienen

3. dienen (van dienst zijn):

waarmee kan ik u dienen?

womit kann ich (Ihnen) dienen?

hij was er niet mee gediend

damit war ihm nicht gedient

4. dienen (bruikbaar zijn):

nutzen +Dat

nützen +Dat

deze gegevens kunnen ons weinig dienen

diese Daten nutzen uns wenig

daar ben ik niet van gediend

das verbitte ich mir

de mis dienen

om u te dienen

zu Ihren Diensten

iem van antwoord dienen

dier <dier|en> [dir] SUBST nt

1. dier (beest):

dier

Tier nt

nuttige dieren

het schadelijk dier

van dieren houden

elk diertje heeft zijn pleziertje Sprichw

jedem Tierchen sein Pläsierchen

2. dier biol.:

dier

Tier nt

dier (met inbegrip van de mensen)

3. dier:

dier (aantrekkelijk persoon: meisje)

dier (aantrekkelijk persoon: klein kind)

Fratz m

een lekker dier

eine tolle Puppe sl

di·ner <diner|s> [dine] SUBST nt

1. diner (avondmaaltijd):

2. diner (feestelijke, officiële maaltijd):

Diner nt form

di·es¹ [dijɛs] SUBST m geen Pl (stichtingsdag)

dies

Gründungstag m

ei·ser <eiser|s> [ɛisər] SUBST m

1. eiser (iem die iets eist):

2. eiser jur.:

Kläger m

vis·ser <visser|s> [vɪsər] SUBST m

Fischer m

visser (met een hengel)

Angler m

bis·ser <bisser|s> [bisər] SUBST m belg

Sitzenbleiber m

dan·ser <danser|s> [dɑnsər] SUBST m

Tänzer m

mis·ser <misser|s> [mɪsər] SUBST m

1. misser (mislukking):

2. misser SPORT:

misser (schot)

misser (worp)

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski