Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „geistige“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

pres·ti·ge: Nomen
ves·ti·gen: Verb
zes·ti·ger: Nomen
gein·tje: Nomen
ge·tui·ge: Nomen
be·kos·ti·gen: Verb
be·ves·ti·gen: Verb
arg·lis·tig: Adjektiv und Adverb
be·ang·sti·gen: Verb
be·ves·ti·gend: Adjektiv und Adverb
be·gun·sti·gen: Verb
be·gun·sti·ger: Nomen
arg·lis·tig·heid: Nomen
gei·ser: Nomen
lis·tig·heid: Nomen
bei·ge: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: getuige , geintje , zestiger , vestigen , prestige , bevestigen , bekostigen , arglistig , begunstiger , begunstigen , bevestigend , beangstigen , arglistigheid , beige , listigheid und geiser

pres·ti·ge [prɛstiːʒə] SUBST nt geen Pl form

Prestige nt

prestige hebben

Ansehen genießen

ves·ti·gen <vestigde, h. gevestigd> [vɛstəɣə(n)] VERB trans

1. vestigen (richten):

de aandacht vestigen op

die Aufmerksamkeit lenken auf +Akk

zijn hoop op iem vestigen

seine Hoffnung auf jdn setzen

2. vestigen (stichten):

een record vestigen

einen Rekord aufstellen

deze zaak is in 1860 gevestigd

dieses Geschäft ist (im Jahre) 1860 gegründet worden

3. vestigen (neerzetten):

sich niederlassen

zich (als arts) vestigen

sich (als Arzt) niederlassen

de maatschappij is in A. gevestigd

die Gesellschaft hat ihren Sitz in A.

4. vestigen (ingang doen vinden):

de gevestigde orde

die etablierte Ordnung

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] SUBST m

gein·tje <geintje|s> [ɣɛincə] SUBST nt

Scherz m

een geintje met iem uithalen

sich Dat einen Scherz mit jdm erlauben

ge·tui·ge¹ <getuige|n> [ɣətœyɣə] SUBST m

Zeuge m

iem als getuige oproepen

jdn als Zeugen aufrufen

getuigen bij een huwelijk

een getuige ondervragen/aanhoren

einen Zeugen vernehmen/hören

een stille getuige (van een misdaad) übtr

ein stummer Zeuge (eines Verbrechens)

iem tot getuige nemen

jdn als Zeugen anrufen

be·kos·ti·gen <bekostigde, h. bekostigd> [bəkɔstəɣə(n)] VERB trans

bekostigen (levensonderhoud, studie, uitgaven)

be·ves·ti·gen <bevestigde, h. bevestigd> [bəvɛstəɣə(n)] VERB trans

1. bevestigen (vastmaken):

festmachen an +Dat

een papiertje op de deur bevestigen

einen Zettel an die Tür heften

2. bevestigen:

bevestigen (bekrachtigen)

bevestigen (bevestigend antwoorden op)

een vonnis bevestigen

ein Urteil bestätigen

3. bevestigen (staven):

een verklaring met een eed bevestigen

eine Aussage durch einen Eid bekräftigen

4. bevestigen rel. (als lid inzegenen):

arg·lis·tig [ɑrxlɪstəx] ADJ

1. arglistig (boosaardig):

niederträchtig

2. arglistig (bedrieglijk):

be·ang·sti·gen <beangstigde, h. beangstigd> [bəɑŋstəɣə(n)] VERB trans

beangstigen

be·ves·ti·gend [bəvɛstəɣənt] ADJ

be·gun·sti·gen <begunstigde, h. begunstigd> [bəɣʏnstəɣə(n)] VERB trans

1. begunstigen (bevoordelen):

begunstigen

begunstigen

Vorteile verschaffen

2. begunstigen (bevorderen):

begunstigen

begunstigen

be·gun·sti·ger <begunstiger|s> [bəɣʏnstəɣər] SUBST m

begunstiger

Gönner m

begunstiger

begunstiger van de kunst

arg·lis·tig·heid <arglistig|heden> [ɑrəxlɪstəxhɛɪt] SUBST f

arglistigheid

Hinterlistigkeit f

arglistigheid

Arglistigkeit f

gei·ser <geiser|s> [ɣɛizər] SUBST m

1. geiser (waterverwarmingstoestel):

Durchlauferhitzer m

2. geiser (warme springbron):

Geysir m

Geiser m

lis·tig·heid <listig|heden> [lɪstəxhɛɪt] SUBST f

List f

listigheid abw form

Arglist f

bei·ge [bɛːʒə] ADJ

beige

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski