Niederländisch » Deutsch

ta·rief <ta|rieven> [tarif] SUBST nt

2. tarief (in-, uit- en doorvoerrechten):

Tarif m

3. tarief (lijst van arbeidsprestaties en beloning):

Tarif m

tar·we [tɑrwə] SUBST f geen Pl

ta·rief·wet <tariefwet|ten> [tarifwɛt] SUBST f

taart·je <taartje|s> [tarcə] SUBST nt

ta·rief·groep <tariefgroep|en> [tarifxrup] SUBST f

tar·ra [tɑra] SUBST f geen Pl

tar·bot <tarbot|ten> [tɑrbɔt] SUBST m

tar·ten <tartte, h. getart> [tɑrtə(n)] VERB trans

ta·rief·loon <tarief|lonen> [tariflon] SUBST nt

ta·rief·muur <tarief|muren> [tarifmyr] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski